Wettelijke allergenen

  1. Glutenbevattende granen, zoals tarwe, rogge, gerst, haver, spelt en kamut
  2. Schaaldieren
  3. Ei
  4. Vis
  5. Aardnoten (pinda’s)
  6. Soja
  7. Melk, inclusief lactose
  8. Noten, zoals amandelen, hazelnoten, walnoten, cashewnoten, pecannoten, paranoten, pistachenoten en macadamianoten
  9. Selderij
  10. Mosterd
  11. Sesam
  12. Zwaveldioxide en sulfieten (E220 – E228)
  13. Lupine
  14. Weekdieren

De 14 wettelijke allergenen moeten sinds de invoering van de Wet Voedselinformatie altijd op het etiket staan en de consument moet – in het geval van niet-voorverpakte levensmiddelen – vanaf 13 december 2014 daarover te allen tijde geïnformeerd (kunnen) worden door het bedrijf wat deze levensmiddelen aanbiedt, ongeacht hoeveel van de stof in het levensmiddel aanwezig is of met welk doel het gebruikt is.

Het kan dus zowel gaan om een ingrediënt, als om een hulpstof bij de productie. Ook stoffen die van de allergenen gemaakt worden, moeten op het etiket staan of moet de consument daarover geïnformeerd (kunnen) worden. Ook van deze allergenen afgeleide stoffen die overgevoeligheidsreacties kunnen veroorzaken, moeten worden vermeld.

De wetgeving kent enkele uitzonderingen. Afgeleide stoffen die geen reacties kunnen geven bij mensen met een voedselallergie en coeliakie, hoeven niet te worden vermeld. Voor zwaveldioxide en sulfieten geldt een zogenaamde drempelwaarde: deze moeten worden vermeld zodra er meer dan 10 mg per kilo of liter voorkomt in het eindproduct.